Language/Swedish/Grammar/Personal-pronouns/nl
< Language | Swedish | Grammar | Personal-pronouns
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Translate to: Հայերէն Български език 官话 官話 Hrvatski jezik Český jazyk
Nederlands
English Suomen kieli Français Deutsch עברית हिन्दी Magyar Bahasa Indonesia فارسی Italiano 日本語 Қазақ тілі 한국어 Lietuvių kalba Νέα Ελληνικά Şimali Azərbaycanlılar Język polski Português Limba Română Русский язык Српски Español العربية القياسية Wikang Tagalog தமிழ் ภาษาไทย Türkçe Українська мова Urdu Tiếng ViệtRate this lesson:
Voornaamwoorden[bewerken | brontekst bewerken]
Voornaamwoorden zijn woorden die in plaats van een zelfstandig naamwoord worden gebruikt. In het Zweeds zijn persoonlijke voornaamwoorden erg belangrijk. In deze les leer je de persoonlijke voornaamwoorden en hoe je ze in verschillende situaties kunt gebruiken.
Onderwerp voornaamwoorden[bewerken | brontekst bewerken]
De onderwerpvoornaamwoorden worden gebruikt om het onderwerp van de zin aan te geven. Hieronder staan de Zweedse onderwerpvoornaamwoorden:
Zweeds | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
jag | [jɑːg] | ik |
du | [dʉː] | jij |
han | [han] | hij |
hon | [huːn] | zij (vrouwelijk) |
den | [deːn] | het (onzijdig) |
vi | [viː] | wij |
ni | [niː] | jullie |
de | [dɔm] | zij (meervoud) |
Voorbeeldzinnen:
- Jag är trött. (Ik ben moe.)
- Hon är svensk. (Zij is Zweeds.)
- Vi älskar musik. (Wij houden van muziek.)
Object voornaamwoorden[bewerken | brontekst bewerken]
De objectvoornaamwoorden worden gebruikt als het persoonlijke voornaamwoord het lijdend voorwerp van de zin is. Hieronder staan de Zweedse objectvoornaamwoorden:
Zweeds | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
mig | [mej] | mij |
dig | [dej] | jou |
honom | [hɔnɔm] | hem |
henne | [hɛnɛ] | haar |
det | [deːt] | het (onzijdig) |
oss | [ɔs] | ons |
er | [æːr] | jullie |
dem | [dɛm] | hen (meervoud) |
Voorbeeldzinnen:
- Kan du hjälpa mig? (Kan je mij helpen?)
- Jag älskar henne. (Ik hou van haar.)
- De ser oss. (Ze zien ons.)
Bezittelijke voornaamwoorden[bewerken | brontekst bewerken]
De bezittelijke voornaamwoorden geven aan van wie iets is. Hieronder staan de Zweedse bezittelijke voornaamwoorden:
Zweeds | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
min | [miːn] | mijn |
din | [diːn] | jouw |
hans | [hans] | zijn |
hennes | [hɛnɛs] | haar |
dess | [dɛsː] | zijn/haar/hun (onzijdig) |
vår | [voːr] | onze |
er | [ær] | jullie |
deras | [dɛras] | hun |
Voorbeeldzinnen:
- Det är min hund. (Het is mijn hond.)
- Vår bil är röd. (Onze auto is rood.)
- Deras hus är stort. (Hun huis is groot.)
Oefeningen[bewerken | brontekst bewerken]
- Vertaal de volgende zinnen naar het Zweeds:
- Ik hou van Zweedse muziek.
- Zij ziet mij.
- Onze kat is zwart.
- Hun huis is groot.
- Vertaal de volgende zinnen naar het Nederlands:
- Vi älskar svenska filmer.
- Min mamma bor i Sverige.
- Deras bil är röd.
- Jag ser dig.