Language/Portuguese/Grammar/Regular-Verbs/nl
Werkwoorden[bewerken | brontekst bewerken]
Werkwoorden zijn een van de belangrijkste onderdelen van elke taal. Ze geven actie en betekenis aan zinnen. In deze les zullen we ons concentreren op regelmatige werkwoorden in het Portugees.
Tegenwoordige Tijd[bewerken | brontekst bewerken]
De tegenwoordige tijd is de meest gebruikte tijd in het Portugees. Het geeft acties weer die op dit moment plaatsvinden. Laten we eens kijken naar de tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden in het Portugees.
Om de tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden te vormen, voegen we eenvoudig de juiste uitgangen toe aan de stam van het werkwoord. De stam is het deel van het werkwoord dat overblijft nadat we de uitgang -ar, -er of -ir hebben verwijderd. Laten we de tegenwoordige tijd van de werkwoorden estudar (studeren), comer (eten) en partir (vertrekken) als voorbeelden nemen:
Portugees | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
estudar | [es.tu.'dar] | studeren |
comer | [ko.'mer] | eten |
partir | [par.'tir] | vertrekken |
Hier zijn de tegenwoordige tijd uitgangen voor regelmatige werkwoorden in het Portugees:
Persoon | -ar Werkwoorduitgangen | -er Werkwoorduitgangen | -ir Werkwoorduitgangen |
---|---|---|---|
Ik | -o | -o | -o |
Jij | -as | -es | -es |
Hij/Zij | -a | -e | -e |
Wij | -amos | -emos | -imos |
Jullie | -ais | -eis | -is |
Zij | -am | -em | -em |
Laten we deze uitgangen nu toepassen op de werkwoorden estudar, comer en partir:
Persoon | estudar | comer | partir |
---|---|---|---|
Ik | estudo | como | parto |
Jij | estudas | comes | partes |
Hij/Zij | estuda | come | parte |
Wij | estudamos | comemos | partimos |
Jullie | estudais | comeis | partis |
Zij | estudam | comem | partem |
Oefeningen[bewerken | brontekst bewerken]
Nu je de tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden in het Portugees begrijpt, laten we een paar oefeningen doen om je vaardigheden te testen. Vul de juiste vorm van het werkwoord in de zin in:
- Eu __________ (estudar) muito. (Ik studeer veel.)
- Tu __________ (comer) arroz e feijão. (Jij eet rijst en bonen.)
- Ele __________ (partir) amanhã de manhã. (Hij vertrekt morgenochtend.)
- Nós __________ (estudar) português. (Wij studeren Portugees.)
- Vocês __________ (comer) pizza. (Jullie eten pizza.)
- Eles __________ (partir) para o Brasil. (Zij vertrekken naar Brazilië.)
Conclusie[bewerken | brontekst bewerken]
In deze les heb je geleerd hoe je de tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden in het Portugees kunt vormen. Het is een belangrijk onderdeel van de taal en zal je helpen om effectief te communiceren met Portugees-sprekende mensen. Blijf oefenen en je zult snel een expert worden!
Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]
- Complete 0 tot A1 Portugees Cursus → Grammatica → Toekomende Tijd
- 0 tot A1 cursus → Grammatica → Ser en Estar
- 0 to A1 Course
- Complete 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Conditionele Werkwoordsvormen
- Complete 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Onregelmatige Werkwoorden
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Onbepaalde Voornaamwoorden
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Voorzetsels