Language/Portuguese/Grammar/Regular-Verbs/nl

Uit Polyglot Club WIKI
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
This lesson can still be improved. EDIT IT NOW! & become VIP
Rate this lesson:
0.00
(0 stemmen)

Portuguese-europe-brazil-polyglotclub.png
PortugeesGrammaticaVan 0 tot A1 CursusRegelmatige Werkwoorden

Werkwoorden[bewerken | brontekst bewerken]

Werkwoorden zijn een van de belangrijkste onderdelen van elke taal. Ze geven actie en betekenis aan zinnen. In deze les zullen we ons concentreren op regelmatige werkwoorden in het Portugees.

Tegenwoordige Tijd[bewerken | brontekst bewerken]

De tegenwoordige tijd is de meest gebruikte tijd in het Portugees. Het geeft acties weer die op dit moment plaatsvinden. Laten we eens kijken naar de tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden in het Portugees.

Om de tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden te vormen, voegen we eenvoudig de juiste uitgangen toe aan de stam van het werkwoord. De stam is het deel van het werkwoord dat overblijft nadat we de uitgang -ar, -er of -ir hebben verwijderd. Laten we de tegenwoordige tijd van de werkwoorden estudar (studeren), comer (eten) en partir (vertrekken) als voorbeelden nemen:

Portugees Uitspraak Nederlands
estudar [es.tu.'dar] studeren
comer [ko.'mer] eten
partir [par.'tir] vertrekken

Hier zijn de tegenwoordige tijd uitgangen voor regelmatige werkwoorden in het Portugees:

Persoon -ar Werkwoorduitgangen -er Werkwoorduitgangen -ir Werkwoorduitgangen
Ik -o -o -o
Jij -as -es -es
Hij/Zij -a -e -e
Wij -amos -emos -imos
Jullie -ais -eis -is
Zij -am -em -em

Laten we deze uitgangen nu toepassen op de werkwoorden estudar, comer en partir:

Persoon estudar comer partir
Ik estudo como parto
Jij estudas comes partes
Hij/Zij estuda come parte
Wij estudamos comemos partimos
Jullie estudais comeis partis
Zij estudam comem partem

Oefeningen[bewerken | brontekst bewerken]

Nu je de tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden in het Portugees begrijpt, laten we een paar oefeningen doen om je vaardigheden te testen. Vul de juiste vorm van het werkwoord in de zin in:

  1. Eu __________ (estudar) muito. (Ik studeer veel.)
  2. Tu __________ (comer) arroz e feijão. (Jij eet rijst en bonen.)
  3. Ele __________ (partir) amanhã de manhã. (Hij vertrekt morgenochtend.)
  4. Nós __________ (estudar) português. (Wij studeren Portugees.)
  5. Vocês __________ (comer) pizza. (Jullie eten pizza.)
  6. Eles __________ (partir) para o Brasil. (Zij vertrekken naar Brazilië.)

Conclusie[bewerken | brontekst bewerken]

In deze les heb je geleerd hoe je de tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden in het Portugees kunt vormen. Het is een belangrijk onderdeel van de taal en zal je helpen om effectief te communiceren met Portugees-sprekende mensen. Blijf oefenen en je zult snel een expert worden!

Inhoudsopgave - Portugese Cursus - 0 tot A1[brontekst bewerken]


Unit 1: Begroetingen en Basisuitdrukkingen


Unit 2: Werkwoorden - Tegenwoordige Tijd


Unit 3: Familie en Beschrijvingen


Unit 4: Werkwoorden - Toekomende en Voorwaardelijke Tijden


Unit 5: Portugese sprekende landen en culturen


Unit 6: Eten en drinken


Unit 7: Werkwoorden - Verleden Tijd


Unit 8: Reizen en Transport


Unit 9: Onbepaalde Voornaamwoorden en Voorzetsels


Unit 10: Gezondheid en Noodgevallen


Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]


Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson